De eerste broeders en zusters

Mevr. Cassiers vond opvoeding en onderwijs een eerste vereiste om tot ontwikkeling te komen.

De familie Cassiers besloot een klooster te bouwen om aldus een kloosterorde naar Houthulst te laten komen.

Een eerste poging werd ondernomen met trappisten, zonder voldoening. Kort daarop - op 12 juni 1856 - werden ze teruggeroepen. Na verschillende kloosters bezocht te hebben (zonder voldoening) kwam mevr. Cassiers bij de zusters van Lendelede terecht.

Deze keer was het de goede keer !

De eerste zusters

Op 15 oktober 1856 kwamen de eerste drie zusters op het kasteel toe : Zr. Melanie Cottignies, Zr. Barbara Steelandt en Zr. Vincentia Pardoen. De zusters leefden zeer arm en waren in alles afhankelijk van de hr. en mevr. Cassiers. Dagelijks moesten ze er zelfs hun brood gaan ophalen.

De eerste opdracht van de zusters bestond erin de genegenheid en het vertrouwen van de plaatselijke bewoners te winnen.

Zij begonnen met een kantschool in te richten, omdat dit een bron van inkomsten betekende voor de kinderen en de bevolking.

Deze kantschool was geen echte leerschool en daarom werd ook gestart met een beperkte leerschool.

Daar de kantschool te hulp kwam aan de armoede van de ouders, stemden deze erin toe hun kinderen enige uren naar de 'leerschool' te laten gaan.

We zouden dus stellig kunnen zeggen dat het onderwijs in Houthulst gestart is in 1856 en dit met een kantschool... omwille van de armoede van de bevolking in die tijd.

Vandaar onze titel: Van Kantwerkschool tot Moderne Basisschool !

Op kosten van de familie Cassiers werd in 1856 ook een voorlopige kapel gebouwd.

De familie Cassiers hypothekeerde wat later 60 ha rond de kapel om een kerk te laten bouwen, gesitueerd op de markt.

De school groeit

In 1857 was de parochie Houthulst een feit. Het was een parochie - grotendeels in het bos - en vooral bewoond door 'arme, schuwe buschbewoners'.

De parochie was eigenlijk ook kunstmatig ingeplant, want de oorspronkelijke woonkernen, Terrest en het Hoogkwartier, lagen dus wat verderop.

Het leerlingenaantal in de kantwerkschool groeide ondertussen gestadig.

In 1864 kwamen Zr. Stanislas en Zr. Melanie van Lendelede over om te helpen : Zr. Stanislas voor het lager en Zr. Melanie voor de 'bewaarschool'. Verschillende zusters gingen en kwamen.

Dit zinde mevr. Cassiers niet. Ze wilde een onafhankelijk klooster met eigen zusters. In 1865 was de afscheiding een feit. Mevrouw Cassiers aanvaardde zelf de postulanten.

Ondertussen groeide het klooster uit tot een school met kapel en daarnaast ook een vleugel voor wezenkinderen en ouderlingen.

In 1866 werd trouwens met een 'zondagsschool' gestart. Dit vooral voor die kinderen die al te vroegtijdig de dagschool moesten verlaten om geld te winnen in de kantschool.

De bloeiende kantschool zorgde ervoor dat de armoede onder de 'buschbewoners' sterk teruggedrongen werd en iedereen er in 1868 een huisje kon bouwen of kopen.

Deze twee oorspronkelijke woonkernen van 'bezembinders' : Hoogkwartier en Terrest, groeiden geleidelijk uit tot woonkernen van echte leurders en seizoenarbeiders.

Heel wat toenmalige familienamen zijn nu in Houthulst nog goed bekend : Clauw, Vanbrabant, Verbeke, Beauprez, Bogaert, Dumoulin, Pieters, Dewijse, Verslijpe, Deman, Debruyne.

Dit wijst er echter ook op dat deze woonkernen een soort familieclan vormden die weinig inwijkelingen toelieten. Deze families werden meer en meer bloedverwant met elkaar. Dat schuwe karakter en het weinige contact met vreemdelingen bleven.

In het boek 'Bijdrage tot de geschiedenis van Houthulst' uit 1988, geeft Xavier Lesage een mooi voorbeeld van een stamboom van de familie De Bruyne en Brabant en de huwelijken tussen de familieleden.

Daar het klooster met zijn inwoners steeds groter werd, kon de familie Cassiers moeilijk blijven instaan voor alle voedsel. Geleidelijk aan werd gestart met een boerderijtje met stallingen achter het klooster.

In 1870 overleed de hr Cassiers - hij was ook 35 jaar ouder dan mevrouw -.

Mevrouw Cassiers (de Patin) bleef zich onverdroten verder inzetten voor de opvoeding en de ontwikkeling van de kinderen van Houthulst.

Na haar bezoek aan Lourdes, heeft zij ook de bouw van de Lourdesgrot bevolen, de oudste Lourdesgrot in België.

In een akte, na de dood van de hr. Cassiers, lezen we dat Mevr. Cassiers jaarlijks belooft:

- Vijfhonderd frank om de arme kinderen te kleden bij hun eerste communie;

- Zevenhonderd frank om prijzen voor de schoolkinderen uit te delen;

- Elfhonderd frank voor de Broeders Xaverianen om 3 broeders te leveren en tevens het kosterambt waar te nemen. (1)

De komst van de Broeders Xaverianen.

In die tijd kregen de jongens onderwijs in het huis van de toenmalige koster M.Vermander. Er was ook een atelier om hen te leren weven. Mevr. Cassiers (de Patin) vond dit niet de ideale manier van werken. Daarenboven vertrok de hr. Vermander naar Boesinghe.

Zij bleef niet bij de pakken zitten en ging aankloppen bij de toenmalige bisschop van Brugge, Mgr. Faict.

Ze wilde vooral een nieuwe koster en georganiseerd onderwijs voor de jongens.

Enige tijd voordien (1839) was er in Brugge een jeugdige en ijverige broederscongregatie voor onderwijs opgericht : de Broeders Xaverianen.

In 1874 kreeg mevr. Cassiers de belofte van vier broeders.

Mevr. Cassiers liet, recht tegenover de kerk, een gebouwtje optrekken, waarin twee grote klaslokalen en een kleiner konden gemaakt worden.

Omdat een koster dringend nodig was, kwam de eerste Broeder Antoine (Cornelissen Willem) reeds in augustus van dat jaar.

Enkele weken later, op 1 september 1874 volgden Br. Augustin (Gilbert Henri) en Br. Georges (Bertin Jules). In dezelfde maand kwam deken Delrue van Diksmuide de nieuwe school inwijden. Zij kreeg de naam "Sint-Franciscus-Xaveriusschool".

De volgende morgen droeg hij een plechtige mis op ter ere van de H.Geest, geassisteerd door de vicaire. Waren aanwezig : Mevr. Cassiers, een groot aantal parochianen en de broeders met 73 reeds ingeschreven leerlingen.

Aangezien het leerlingenaantal bleef stijgen, richtte mevr. Cassiers zich opnieuw tot de bisschop om een derde broeder-onderwijzer te bekomen. In 1875 werd de vierde broeder, Br.Isidoor (Betten Frédéric) naar Houthulst gestuurd.

Deze eerste 4 broeders waren werkelijk de pioniers van de Broeders-Xaverianen in Houthulst.

Hieronder vindt U een prachtig stukje uit de archieven van de broeders over hun aankomst in

Houthulst in 1874.

De eerste 4 broeders leefden echt te midden het bosch; binst den Winter moeten dat echte kluizenaars geweest zijn. Bosch voor de deur:

de kerk was maar een stap en toch moesten ze om zoo te zeggen door het bosch.

Bosch achter de deur. Een hof van een schorte groot tot aan het beekje dat ongeveer 20 m van het huis liep. Op 15 m van het huis stonden de drie klassen.

Schuw in het begin, kwamen de boschjongens af, gereed om bij het minste onraad, het bos weer in te wippen. In den Zomer kwamen ze barrevoets en in den Winter was het al niet veel beter. Die eerste broeders moeten vele mijmerende uren doorgebracht hebben gedurende die lange, lange winteravonden; want met al die bosschen tot aan de schooldeur was geen kwestie de kinderen lang te houden. Aan moeilijkheden en beproevingen ontbrak het hen niet. En toch ging het met de broeders niet zoals met de Monniken van het Meuneke. Ze hielden vol ! Ze baden en baden en hielpen velen. De leurders weten wat ze aan de Xaverianen verschuldigd zijn; moest men den bundel brieven zien, die Broeder Isidoor schreef en de zaken die hij effen maakte, men zou er verstomd van staan... (3)

Beide scholen aanneembaar verklaard

Op 12 maart 1870 overleed dus de hr. Cassiers. De komst van de broeders heeft hij dus niet meegemaakt. Mevr.Carolina de Patin de Langemarck overleed in 1882.

Het grootste deel der eigendommen (bos, klooster, kapel, scholen, hof,..) ging naar de familie van graaf Couteau de Patin de Langemarck.

De hr. De Groote, die nauwe contacten had met de familie Cassiers, erfde het kasteel.

In 1898 werd de Xaveriusschool door het ministerie als 'aanneembaar' verklaard en was er een jaarlijkse subsidie.

In werkelijkheid waren er genoeg leerlingen voor zes klassen.

Dan heeft Br. Chrysostome, provinciaal, in 1900 toegelaten om twee leke-onderwijzers te aanvaarden, waarvoor hij tot in 1905 de wedde betaald heeft.

In 1898 moest ook het klooster nieuwe klassen bouwen om zich in regel te stellen om van de toelagen van de staat te kunnen genieten.

Er werden 5 nieuwe lagere klassen, een bewaarschool, een nieuwe kantwerkschool en een huishoudschool gebouwd.

Het werd een prachtig imposant gebouw. De foto’s hieronder tonen ook de prachtige architectuur. Bemerk ook de spitsbogen boven de ramen en (waarschijnlijk ?) de elyptische bogen boven de deuren.

Ook de eerste kerk uit die periode was zowel binnen als buiten prachtig van architectuur.

De meisjesschool was ook verplicht een leke-onderwijzeres aan te werven.

Leontien Debruyne uit Blankenberge was de eerste leke-onderwijzeres.

Nadien zijn er nog verscheidene voor korte tijd in dienst geweest.

Zr. Stanislas mag echter als trekpaard van het onderwijs beschouwd worden.

Overal in de vroegste archieven duikt haar naam op.