Hoe het groeide

Om de vroegere werking en de komst van de Zusters en de Broeders beter te kunnen situeren is het ook van belang wat zicht te hebben op de eigenlijke geschiedenis van Houthulst.

Zoals andere gemeenten heeft ook Houthulst dat specifieke, dat eigene, dat heel veel bepaalt in een geschiedenis. Twee natuurlijke fenomenen bepaalden vanaf de Steentijd de geschiedenis van de Houthulstenaars: heuvels en bos.

Waar nu Houthulst ligt, lag vroeger een enorm uitgestrekt bosgebied.

Iets meer naar het noorden lag een heuvelrij, beginnend in Klerken alover Terrest, Staden, Hooglede,...

Deze heuvels vormden een bescherming tegen overstromingen.

Het bos in de nabijheid, was een ideaal terrein om te jagen of om hout of voedsel te verzamelen.

Het laat zich raden dat de eerste vormen van menselijke aanwezigheid en bouwplaatsen gevonden werden op deze heuvels en aan de rand van dat bos.

Houthulst zelf bevatte 2 van dergelijke hogergelegen gebieden: Terrest en het Hoogkwartier.

Ten zuiden lag dus een vrij groot bosgebied. Dit uitgestrekt bosgebied is ook medebepalend geweest in de geschiedenis van Houthulst.

De monniken van Corbie

De eerste bewoners van dit bos waren monniken, afkomstig van de abdij van Corbie (Frankrijk).

Het bos van Houthulst zou aan de abdij van Corbie geschonken zijn in de 9de eeuw.

Dit gebeurde door de neef van Karel de Grote (Adelard) die in de abdij was ingetreden.

De monniken van Corbie stichtten midden in het bos een prioraat nabij de huidige Corverbeek, dus op de grens met Langemark-Poelkapelle.

De priorij bestond uit een klooster, een kleine kerk en een hoeve.

Tijdens de Corbie-periode - van 826 tot 1559 - werden de voornaamste dreven in het bos aangelegd. De spil was de Melaenedreef, evenwijdig ermee de huidige Pottestraat.

Dwars daarop de andere dreven: de Groenedreef, de Paardedreef, de Schaapbaliedreef.

De monniken hadden het niet onder de markt.

Het bos - dat eigenlijk hun eigendom was - stond bloot aan allerhande plunderingen, houtdiefstallen en inpalmingen.

Omdat de monniken geen wapens mochten dragen, vroegen zij bescherming van buitenaf (in die tijd was dit de Graaf van Vlaanderen).

Dit leidde echter ook tot afhankelijkheid en allerhande betwistingen over beheer en eigendomsrecht.

In 1551 werden de opbrengsten van het bos nog trouw gedeeld, maar later werden deze opbrengsten oorzaak van veel discussie en geschillen.

De monniken keerden - waarschijnlijk ontgoocheld - terug naar Corbie.

In het begin van de 17de eeuw werd het bos volledig staatseigendom, goed bewaakt en omringd door een diepe gracht.


De eerste woonkernen

Aan de bosrand, op iets hoger gelegen gebied, ontstonden de twee woonkernen van Houthulst.

Het bos was 'letterlijk' en 'figuurlijk' een bevoorradingsplaats.

Overdag haalde men er wat mocht, 's nachts wat verboden was.

Het bos was zeer belangrijk voor mens en dier. Men vond er graasplaats voor vee, eikels voor de varkens, takken en rijshout voor mandenmakers en bezembinders.

Overal ontstonden 'illegale' primitieve hutten aan de rand van het bos.

In allerlei archieven spreekt men echt van 'bosroofbouw' van die boskantbewoners.

Tientallen 'hutten' werden trouwens in 1756-'58 met de grond gelijk gemaakt.

De ordonnantie van 04-06-1756 bepaalde:

"Alle huysen ghebaut omtrent denselven bosch binnen de distantie verboden bij de geseyde ordonnantie sullen afghebrocken ende gedemoliert worden." (1)

De ontwikkeling van de eerste woonkernen van Houthulst, gebeurde dus eigenlijk op een illegale basis aan de noorderrand van het bos.

In 1814 had Terrest 37 gezinnen en het Hoogkwartier 44 gezinnen. 90% waren bezembinders.

Het bos was trouwens dichtbij...


Het Nederlands tijdperk ( 1815- 1830 ) is de periode van de grote bossenverkoop. Het toenmalig groot ‘Vrijbosch’ kwam in handen van een Joodse familie.

Op dat ogenblik was er van het dorp en de parochie Houthulst nog geen sprake.

Wel waren er - zoals hierboven vermeld - enkele leefgemeenschappen: boven op Terrest, op de heuvel van de Beukhoutstraat, dus aan de rand van het bos.

Deze waren niet georganiseerd, weinig ontwikkeld en sterk op elkaar aangewezen.

In het archief over de parochie Houthulst lezen we het volgende:

" Die boschbewoners waren echt mensenschuw en durfden bij het aankijken hun gezicht niet meer tonen. Ze leefden in miserabele hutten van plak en stak, zonder bed, zonder den minste hygiëne. Een 'vertrek' om hun behoeften te doen, hadden ze nog niet, dit gebeurde meestal op den mesthoop, naast de deur. De mannen waren heel de week op den leur en kwamen slechts de zaterdag naar huis. Soms waren ze zelfs veel langer weg... Het waren strafgebaarde mannen met stuur gelaat en zwarte ogen die vrees inboezemden." (2) 

De parochies en gemeenten Clercken en Zarren, met reeds een kerk en een dienstdoende pastoor, deden weinig pogingen tot toenadering of stimulans tot ontwikkeling. 'Terrest' was nochtans een deel van Zarren en het 'Hoogkwartier' een deel van Clercken. Aldus waren en bleven het 'schuwe vrijboschnaars'.

Ontstaan van de parochie Houthulst

In 1830 kocht ene heer Johannes Cassiers, een Antwerpse handelaar, 996 ha van het Vrijbosch aan voornoemde joodse familie.

De hr. Cassiers was een financieel zakenman. Hij was een soort projectontwikkelaar en was hoogst ervaren in het handeldrijven en besturen van grote eigendommen.

Daar hij in Antwerpen woonde en wist dat de plaatselijke bewoners zonder hinder het bos betraden en hout meenamen, kon hij zijn eigendom slechts beheren als hij er zelf verbleef.

Intense bosexploitatie was - hoogstwaarschijnlijk- zijn enig doel ! 

Als overgang liet hij er in het bos eerst een soort chalet met balkon bouwen.

In de archieven over het ontstaan van de parochie Houthulst is nog het volgende terug te vinden: 

" Mijnheer Cassiers kwam regelmatig zelf zijnen eigendom bezoeken en kreeg maar met veel moeite dat wild volk eruit; dat gewoone was hout te kappen in den bosch zonder door iemand gehinderd te zijn.." (2)

n 1842 liet de hr. Cassiers er een kasteel bouwen om er in de zomer langduriger te verblijven.

Op 10 mei 1843 huwde hij met Carolina de Patin de Langemarck, woonachtig op het kasteel van Langemark - nu nog gebruikt als gemeentehuis van Langemark -.

=> Hier begint de eigenlijke ontwikkeling van het dorp, de parochie en het onderwijs in Houthulst.

Er mag met stellige zekerheid beweerd worden dat hier de eigenlijke geschiedenis en vooral ontwikkeling van Houthulst begon.

Het ontstaan van de parochie en het onderwijs moet er waarschijnlijk gekomen zijn, nadat politiek (de hr. Cassiers - burgemeester en Senator ) en kerk (bisschop Malou) elkaar vonden, elkaar nodig hadden of gelijklopende belangen hadden op dat ogenblik.

De hr. Cassiers wilde zijn bos optimaal ontginnen.Bosexploitatie gebeurt in de winter omdat de bomen dan in rust zijn en er geen bladeren zijn. De winterperiode heeft natuurlijk ook het nadeel van veel natte, vochtige maanden. Hoe kan men uit een drassig bos de bomen halen? 

Zonder uitgebreid wegennet of belangrijke steenweg (Poelkapelle - Esen) dwars door het bos kon dit niet.

Het is merkwaardig hoeveel briefwisseling er van die tijd terug te vinden is tussen de hr. Cassiers, Bisschop Malou en de Provinciegouverneur.

Het is niet toevallig dat de hr. Cassiers in 1853 de goedkeuring van zijn wegenplan krijgt, terwijl terzelfdertijd de eerste geruchten de ronde doen om een parochie met kerk en school op te richten.

De eigen gemeente 'Clerken' betrouwde de plannen van Cassiers niet ...

Hij stelde alles zo sociaal voor, hij zou de redder worden.

De hr. Cassiers wilde volledig zelf instaan voor borg, onderhoud scholen en betaling van de onderwijzers, ...

De aanzet tot een school

Eénmaal de goedkeuring van zijn banenplan binnen, plaatste Cassiers een aantal sociale zaken op de lange baan.

Zijn economisch doel - bosontginning - was waarschijnlijk zijn hoofddoel !

Uiteindelijk heeft mevrouw Cassiers het meest initiatief genomen.

=> Een schrijven van 11 aug. 1855 van 'L'abbé Struye' directeur van de Heilige Familie van Ieper, bepaalt dat mevrouw Cassiers, naar aanleiding van de oprichting van de school, in haar haast wordt gedwarsboomd door meneer haar echtgenoot, die steeds maar alle beslissingen uitstelt .. (1)

Het wordt meer en meer duidelijk dat diegene die aan de basis ligt van het onderwijs - in mijn ogen althans - Mevr. Cassiers is. Zij was zeer cultureel en godsdienstig en was afkomstig van de adel (burggravin) die in die tijd op het kasteel in Langemarck woonde.

Veel parochies zijn in die tijd opengebloeid rond een adellijk kasteel; denken we aan Merkem, Langemark, Boezinge, Elverdinghe, Staden, ..

Het sierde Mevr.Cassiers, dat ze ondanks haar grote rijkdom vrij sociaal voelend was. Zij heeft tenslotte de nodige contacten gelegd en is met de praktische start van het onderwijsbegonnen. Haar dynamiek stak schril af tegen de besluiteloosheid van de hr. Cassiers (die trouwens op dat ogenblik bijna 70 jaar oud was).

Mevr. Cassiers, die sedert het huwelijk op het kasteel was komen wonen, besloot ondanks het (bewust ?) treuzelen van haar echtgenoot, hieraan iets te doen.